Ville Rouge Albi was al vaak het decor van overgangsetappes in de Tour en blijft een notoire aankomstplek voor wielerhelden, de ene naam al tijdlozer dan de andere. Ik had wel zin in een tijdloze winnaar, eentje in een gele trui met cachet, maar de Tour laat zich niet wensen of gebieden.
Dag vijf, 33 graden Celsius heet en de eerste zieken hadden zich gemeld met maag- en darmproblemen, een lastig te vermijden kwaal waarmee je geen uren op de fiets wil zitten.
Een rondewedstrijd overleven vraagt om een ijzeren gestel en wat geluk. Soms laten beide het botweg afweten.
Omstreeks km 70 zag ik de piepjonge Julie De Wilde moederziel alleen achter een potige kopgroep spartelen. Julie die bijna haar nek brak in Parijs-Roubaix, covid kreeg, met een allergie bleef sukkelen, de kerstperiode doorbracht in bed met griep, en vervolgens haar sleutelbeen brak, dit alles in één jaar tijd, alsof het universum en de wielergoden het op haar gemunt hadden. Het ziet er allemaal leuk en lollig uit, al dat gefiets; een leuk betaalde hobby. Maar soms is het gewoon doffe ellende en deemoedig wachten tot je lot keert en de dingen beter gaan.
Eerder op de dag hadden wij Marianne Vos zien lossen. Marianne Vos zien lossen en wegzakken doet pijn aan de ogen en het hart. Marianne is groter dan de koers, een icoon, een levende legende, een rolmodel, een vrouw uit één stuk carrara marmer van de duurste soort. Maar zelfs het goddelijke gestel van Marianne Vos is niet onfeilbaar en sputtert in de nasleep van een operatie aan haar bekkenslagader. De koers wacht zelfs niet op Marianne.
Ruben en Ine maakten zich omstandig druk over de lamlendige passiviteit van iedereen in de groep die achter de ontsnapte Ricarda Bauernfeind reed, alsof de etappe niet meer was dan een aperitiefhapje voor de Grote Dag op de Tourmalet. Rekenen, sparen, doseren, vooruit kijken: zo worden Tours gewonnen, maar geen ritten. Terwijl 90 % van het peloton een paar ribben verkoopt voor een ritzege in de Tour.
Net op tijd of net te laat werd hogesnelheidstrein Marlen Reusser als derny van dienst naar het front gestuurd. Net lang genoeg om ons kortstondig te doen geloven dat het erin zat, dat niets verloren was, dat het zowaar nog zou kunnen spannen. Ach… het enige dat nog zou spannen was het helmriempje onder de veelzeggend op elkaar geklemde kaken van Lotte Kopecky. Niets dan bewondering voor renners die gedroomde kansen aan hun neus voorbij zien gaan omdat hun eigen ploeg bizarre keuzes maakt, maar niet met hun bidon smijten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten